Nieuws item

Basisinformatie kinkhoest

Kinkhoest

  • Ziektebeeld
  • Besmetting
  • Behandeling
  • Complicaties doormaken kinkhoest
  • Vaccinatie tegen kinkhoest
  • Complicaties vaccinatie korte termijn
  • Complicaties vaccinatie lange termijn
  • Risicogroepen complicaties vaccinatie
  • Preventie bijwerkingen vaccinatie
  • Enige feiten m.b.t. kinkhoest en kinkhoestvaccinatie

Ziektebeeld

Het eerste stadium van kinkhoest (één á twee weken na besmetting met de bacterie) is herkenbaar aan een lichte hoest en verkoudheid met soms lichte koorts gedurende één tot twee weken. Niemand kan dan denken aan de kinkhoest, tenzij je weet dat het kind in contact geweest is met een kind dat later bleek de ziekte te hebben.

In het tweede stadium treden de typische hoestaanvallen op, allereerst voornamelijk 's nachts, later ook overdag. De aanval bestaat uit een aantal krampachtige, stotende uitademingen, gevolgd door een lange gierende inademing. Na enkele van deze buien geeft het kind taai glazig slijm op en soms maaginhoud. Tussen de aanvallen is het kind meestal gewoon fit. (Hoge koorts wijst vaak op een complicatie.) Deze periode van aanvallen duurt  meestal twee tot drie weken, soms zes weken. Allerlei uitwendige prikkels zoals: inspanning, opwinding, onrust, eten, drinken en een bedompte atmosfeer kunnen een aanval uitlokken. Bij baby's bestaat gevaar voor zuurstoftekort in de hersenen en longproblemen. Vanaf zes maanden kunnen baby's al beter ophoesten.

Vaak maken kinderen kinkhoest in een milde vorm door. Dit geldt voor zowel gevaccineerden als ongevaccineerden. De diagnose wordt vaak niet gesteld. Een kinkhoestachtig beeld kan ook veroorzaakt worden door sommige virussen.

Bloedonderzoek in de derde tot zesde ziekteweek of sputumkweek in het begin kan de diagnose meestal bevestigen. Een recent ontwikkelde DNA test van keelslijm geeft in enkele dagen uitslag.

 

Besmetting

Via uitgehoeste speekseldruppeltjes, waarin zich de bacterie bevindt, wordt de ziekte overgebracht. Vanaf de beginsymptomen tot vier  weken daarna is de ziekte besmettelijk. Baby's krijgen van de moeder geen beschermende antistoffen mee, ook niet via de borstvoeding. Houdt als voorzorg alle hoestende kinderen en volwassenen op ruime afstand van een baby, d.w.z. verder dan drie meter. Zeker gedurende de eerste zes maanden. Ook gevaccineerde kinderen kunnen kinkhoest hebben en zij, bij wie de inenting uitgewerkt is.

Bij baby's, die wel ingeënt worden is pas na de derde prik voldoende immuniteit opgebouwd, dus ook bij hen de voorzorg toepassen. De ziekte doormaken geeft levenslange immuniteit. Echter zes tot twaalf jaar na vaccinatie bestaat er géén bescherming meer. Vroeger kregen kinderen van twee tot tien jaar de ziekte, nu meer baby's en volwassenen. (In Zweden was de leeftijdscatergorie ook twee tot tien jaar, in de periode dat daar geen kinkhoestvaccinatie werd gegeven.1)

 

Behandeling

Bij sterke verdenking thuishouden, uitzieken en besmetting van anderen voorkomen. Informeer de crèche of school, ook al bij verdenking, zodat jonge moeders hun baby's kunnen beschermen. Laat jouw hoestende kind nooit boven een wieg of wagen hangen. Pas als de typische hoestbuien optreden krijg je zekerheid. In zijn uitgesproken vorm kan het een uitputtende ziekte zijn voor het kind en ook voor de ouders. Bij ongecompliceerd verloop is het kind "beter" geworden ( niet weer de "oude"). Dit uit zich vaak in een betere gezondheid, b.v. minder eczeem, astma, bronchitis. Vaak krijgen kinderen een betere eetlust. Dit 'betere-in-hun-vel-zitten' wordt door ouders en leerkrachten opgemerkt. 

Algemene adviezen zijn:

Kleine lichtverteerbare maaltijden (o.a. veel vitamine C (vers fruit)) geven en dan het liefst kort na een aanval.

Rustig blijven bij zo'n benauwende aanval. De rust van de verzorger straalt over op het kind. Je kunt het kind in de rug steun geven en geruststellend toespreken en helpen met een schaal om het braaksel op te vangen.

Na een aanval de kamer luchten. Zo min mogelijk opwinding veroorzaken.

De homeopathische-, antroposofische-,  en natuurgeneeswijzen kennen behandelingen ter ondersteuning van het ziekteproces en bij complicaties behandelingen ter genezing. Dit is afhankelijk van de kennis, ervaring en moed van de behandelaar. Informeer zelf naar de mogelijkheden.

De reguliere geneeskunde past geen specifieke therapie toe. Als een jonge baby in direct contact is geweest met een kinkhoestkind, d.w.z. aangehoest is binnen een straal van ongeveer drie meter, dan geeft de reguliere arts vaak een antibioticum om uitbreken van de kinkhoest te voorkomen. De mogelijkheid bestaat om het uitbreken van kinkhoest te voorkomen met homeopathische middelen. Dit kan, met name bij baby's die in contact komen met besmette kinderen, zinvol zijn.

 

Complicaties

Ademhalingsproblemen, bij kinderen jonger dan zes maanden. Baby's kunnen slecht ophoesten. Longontsteking, dit was de voornaamste veroorzaker van sterfgevallen door kinkhoest. Door de komst van de antibiotica zijn er zeer zelden sterfgevallen van kinderen in de westerse wereld. Longemfyseem. Bronchieëctasie, een blijvende verwijding van de kleinere luchtwegen, waar zich bij verkoudheden, een bronchitis kan ontwikkelen. Bij volwassenen een gebroken rib door het heftige hoesten (heel zelden). Klaplong(zelden). Stuipen ten gevolge van zuurstofgebrek. De jonge hersenen zijn gevoelig voor ademnood. Zeer zelden  is er een hersenweefselontsteking. Zeer zelden sterfgeval. Nog lang kan het hoesten bij verkoudheden een kinkhoest-karakter hebben, tot ongeveer zes maanden na het doormaken van de kinkhoest.

 

Vaccinatie

De vaccinatie wordt in Nederland gegeven samen met difterie, tetanus en polio in de D.K.T.P. cocktail op de leeftijd van twee, drie, vier en elf maanden. Pas na de derde vaccinatie is er voldoende immuniteit volgens het Nederlands Handboek voor JGZ, dan is de heel gevoelige periode bijna voorbij.

Het kinkhoestvaccin wordt bij dierexperimenten gebruikt om een anafylactische shock, een overgevoeligheidsreactie, op te roepen en auto-immune encephalomyelitis (hersenweefselontsteking) te veroorzaken. Deze ontstond elf tot dertien dagen na vaccinatie. Het vaccin heeft dus een relatie tot de hersenen.

In vele landen was het regelmatig optreden van ernstige bijwerkingen een reden om de kinkhoestvaccinatie te schrappen of om een a-cellulair vaccin te ontwikkelen. Dat zou minder lokale bijwerkingen hebben en minder korte termijn bijwerkingen , maar evenveel ernstige (RIVM). Onderzoek in de VS toont minder ernstige bijwerkingen3. In Japan werd vanaf 1981 pas na de twee jarige leeftijd gestart met vaccineren tegen kinkhoest met het a-cellulaire kinkhoestvaccin (bevat een aantal onderdelen van de bacterie). Sindsdien kwam daar geen wiegendood meer voor en heeft Japan de laagste babysterfte in de wereld. Vanaf 1995 vaccineert men daar vanaf drie maanden met a-cellulair vaccin. In Zweden en Engeland werd jarenlang geen kinkhoestvaccinatie gegeven. Na drie jaar kwamen er flinke epidemieën met opmerkelijk weinig sterfgevallen of complicaties.

Kinkhoest verloopt o.h.a. milder dan vroeger (de weerstand is beter door de hygiëne en hogere welvaart en de komst van de antibiotica voorkwam sterfte aan longontsteking.) In Duitsland was een heel lage vaccinatiegraad  en men propageert daar nu het a-cellulaire vaccin. Ook Engeland en Frankrijk vaccineren nu met het a-cellulaire vaccin. Het RIVM verwacht minder effectiviteit. De Minister van VWS adviseert een hervaccinatie op kleuterleeftijd met het a-cellulaire vaccin, als maatregel om de kinkhoest terug te dringen. (2001) Eerdere maatregelen waren: eerder vaccineren (met twee maanden) en meer bacterieproduct in een vaccin (met meer bijwerkingen) vanaf 1998.

 

Vaccinatiegevolgen   (acuut tot  enkele weken na de prik)

Zwelling en ontsteking, op de insteekplek of ook wel het hele ledemaat Matige tot hoge koorts. In de VS is een temperatuur van 39.5ºC na een DKTP een tegenindicatie voor een volgende inenting met kinkhoestvaccin. (Koorts is op zich een goede reactie van het immuunsysteem. Geef pas in nood koortswerende middelen.) Sinds in 1998 door een verbeterde productiemethode een vaccin ingevoerd is met een 'betere werking' (in muisproeven) door een (over het geheel genomen) toegenomen hoeveelheid van de kinkhoestbacterieproducten, treedt er meer en hogere koorts op (en ook andere bijwerkingen?). Dit feit is uit de openbaarheid gehouden. Heftig braken. Diarree. Extreme slaperigheid of juist heel erg wakker. I.e.g. een verstoring van het slaappatroon of van het dag en nachtritme. Stuipen, collaps. Hersenhuilen, ontroostbaar huilen gedurende uren. Als het kind huilt op een schrille hoge toon wijst het op een hersenprikkeling , alsof er vreselijke hoofdpijn is. Shock, ademhalingsproblemen, zoals astma. Hersenbeschadiging, hersenvliesontsteking of hersenbloeding (ten onrechte diagnose Shaken Baby Syndroom?). Veranderingen in het gedrag. Overlijden (wiegendood).

 

Vaccinatiegevolgen op langere termijn

Er kunnen gevolgen van de DKTP vaccinatie optreden, afhankelijk van de aanleg van het kind zelf of de familie. De aanleg kan niet meer beheerst worden vanwege de, door de heftige stress voor het immuunsysteem door de  prikken, veroorzaakte verlaagde algemene weerstand. De verhoogde productie van stresshormonen verlaagt de algemene weerstand. Dit wordt het non-specifieke stress-syndroom genoemd.

Gevolg is het ontstaan of verergeren van: allergieën, CARA, eczeem, epilepsie, hyperactiviteit, gedragsstoornissen, achterstand in motorische ontwikkeling, chronische infecties vooral keel-, neus-, en oorproblemen, slechte algemene weerstand. Het 'never well since' ziektepatroon. De meeste bijwerkingen van de vaccinaties worden op het conto van de K geschreven.  In het buitenland worden veel meer bijwerkingen op de bijsluiter vermeld dan in Nederland. In Duitsland is een mono-vaccin van K verkrijgbaar, anno1999, alleen van de a-cellulaire component(en).

 

Risicogroepen voor bijwerkingen

Kinderen met eerdere overgevoeligheids reacties op de D.K.T.P. of zeer sterke acute reacties of kinderen, waarvan de ouders zeggen, dat het kind nog niet beter is na de vorige prik. Let op dag 1, 2, 3 en 5, 6 en 15, 16 na de vaccinatie. Op deze dagen is er verlaagde weerstand door de stressreactie op de prik ( V.Scheibner constateerde dit m.b.v. een ademstoornisregistratie ,the cotwatch). Personen met een overgevoeligheid voor aluminiumfosfaat; een stof die in de D.K.T.P. voorkomt. Deze stof is giftig voor de mens. Patiënten die cytostatica en corticosteroïden gebruiken. Zieken en herstellenden. Kinderen met een slechte weerstand. Kinderen, die stuipen hebben gehad of neurologische aandoeningen hebben. Baby's met een slechte start na de geboorte of met een traumatische bevalling. Kinderen met een familiaire belasting voor de volgende ziekten: CARA, astma, epilepsie, suikerziekte en allergieën, vooral koemelkallergie. Dit is in de VS een contra-indicatie voor de kinkhoestvaccinatie.

 

 

Preventie bijwerkingen kinkhoestvaccinatie

Vitamine C4, plus een weerstandsverhogend middel. Homeopathisch gepotentieërde vaccins, onder begeleiding van een  deskundige (homeopaat of/en additief geneeskundige). Deze voorkomen niet altijd de bijwerkingen. Rust en waakzaamheid na de prikken. Zorg voor een 100% gezond kind, neem daar zonodig de tijd voor. Houdt de eventuele risicofactoren in de gaten.

 

Enige feiten rondom kinkhoestvaccinatie

Kinkhoest al lang voor de introductie van het vaccin met ± 79% was afgenomen. Kinkhoest endemisch is in ons land, en in de meeste landen. De ziekte is niet uit te roeien. Uit studie gebleken is dat het beschermende effect van het vaccin drie tot vijf jaar na de laatste vaccinatie slechts 40 - 45% is. Immuniteit na vaccinatie niet standhoudt; twaalf jaar na vaccinatie kan 95% van de gevaccineerden weer met kinkhoest besmet worden. Volwassenen kunnen (ook zonder verschijnselen) drager zijn van de bacterie. In de winter 96/97 zich weer een kinkhoestepidemie in ons land  voordeed. Van de zieken was 50% volledig gevaccineerd. Het verloop bij gevaccineerden ook heftig kan zijn. Het vaccin bij introductie, wat bijwerkingen betreft getest is op baby's van 14 maanden, of ouder5 , en er wordt nu met vaccineren gestart met twee maanden. Nadeel van zo vroeg starten met inenten is: de belasting van het onrijpe immuunsysteem en weinig kans meer om zicht te krijgen op de onverstoorde aanleg en eigenschappen van het kind. Ongeveer 85% van het aantal wiegendoden plaats heeft in de eerste zes maanden, met een piek tussen de twee en vier maanden. En er een vermoeden bestaat dat het vaccin hieraan gerelateerd is. Soms een kind juist kinkhoestsymptomen krijgt door de vaccinatie. Ook het a-cellulaire vaccin gemaakt wordt van dezelfde bacteriestam uit 1952, terwijl men onderzocht heeft dat de bacterie enkele van zijn eiwitten heeft veranderd en men aanneemt dat dat de reden is van het meer voorkomen van de kinkhoest. In april 1999 het meldingsbeleid van o.a. kinkhoest aangescherpt is, waardoor er verhoudingsgewijs meer gemeld kan zijn dan daarvoor. Het kinkhoestvaccin een registratie heeft gekregen in 1963. Op basis van deze registratie wordt het vaccin nog steeds gemaakt en geleverd. Voor een nieuw vaccin is nieuwe registratie nodig. Bij het Shaken-Baby-Syndroom het vermoeden bestaat, dat de hersenletsels en bloedingen te maken kunnen hebben met bijwerkingen van de kinkhoest in de DKTP. Er is een tijdsrelatie gevonden tussen K-vaccinatie en optreden van hersenontsteking bij dierexperimenten (elf tot dertien dagen na de vaccinatie). Deze lijkt overeen te komen met een aantal SBS gevallen. Vooral als er een traumatische bevalling was, en als er geen uitwendige letsels zijn kan hieraan gedacht worden;   www. woodmed.com.: The Story of Baby Allen door Harold E .Buttram, M.D. & F. Edward Yazbak, M.D. Twintig jaar geleden nog maar een paar procent van de kinderen allergisch was, nu 20-30%. Vaccinaties spelen daar een rol in (het 'hele-cel'kinkhoestvaccin bevat meer dan 3000 allergenen. Naast de milieuvervuiling en stressvolle invloeden, de niet-biologische voeding, die arm is aan mineralen en vitaminen, en de te ver doorgevoerde hygiëne. Vaccinaties van de moeder een rol kunnen spelen bij overerfde zwakte van de weerstand.     Kinkhoest geen ernstige ziekte is bij goed gevoede kinderen met een goede algemene weerstand. Kinkhoest goed te behandelen is met middelen uit de additieve geneeskunst. Kinderziekten doormaken heeft een positieve uitwerking op de immuniteit/weerstand, op de algemene ontwikkeling, en beschermt tegen latere kanker. Waar juist allergie bevorderd wordt door vaccinaties, vermindert ze na doormaken van de kinderziekten. In Nederland het aantal kinkhoestgevallen steeg, terwijl in Duitsland met een lage inentingsgraad het aantal daalde (1996). Toen in Engeland na 1974 de inentingsgraad daalde tot 10%, na berichten over een aantal ernstige hersenaandoeningen na K vaccinatie, ook het aantal bacteriële meningitisgevallen daalde, ook door de Hemophylis Influenza bacterie (Hib). Ook in Japan steeg het aantal gevallen van bacteriële meningitis, vanaf de leeftijd van twee jaar, toen men begon vanaf die tijd te vaccineren. Kinkhoest in Japan, Zweden en Duitsland mild verliep in de laatste jaren 1980-1994 en vooral bij gevaccineerde kinderen voorkwam. Er kwam zeer sporadisch een sterfgeval voor. In Duitsland in tien jaar ongeveer vijf miljard DM uitgekeerd is aan schadegevallen ten gevolge van vaccinaties. In Nederland hiervan geen enkel voorbeeld bestaat. Volgens woordvoerders van het RIVM er geen absolute tegenindicaties meer bestaan  tegen de K vaccinatie. De internationale opvattingen zouden dit rechtvaardigen.

Bronnen

1    Complicaties na kinkhoestvaccinatie, scriptie B.J.J.M. Brundel 1996

2    Dr. Dorothy Shephard, Homeopathy in epidemic diseases ; Health Science Press

3    Pediatrics  vol.106 oct. 2000 p. e51

4    't Prikje september en juni 1996 over vitamine C

5    A shot in the dark , door Harris L Coulter, 1991 uitg . Avary Publishing Group   ISBN 0-89529-463-X, blz 13

6    Vaccination; 100 years of orthodox Research show that vaccins represent a medical assault on the immune systeem blz. 13-80 door V.Scheibner 1993. In nederlandse vertaling bij Lemniscaat uitgegeven, blz.74 e.v.

7    ervaringen van ouders

8    Medisch Vandaag 10-11-1999

9 MUNOZ, Cellular Immunology, 1984

10   Vax Inf nr.15 mei 1994  B.J.J.M.Brundel

11   Febrile infectious childhood diseases in thehistory of cancer patient and matched controls.H.U. Albonico e.a.Medical Hypothesis 1998 51 315-320

12   Vaccinaties bevorderen allergie, kinderziektes verhinderen allergie'  in 't Prikje maart 1999