1. Werkzame stoffen

1. Werkzame stoffen

Vooral levende antigenen van bacteriën of virussen zorgen voor een reactie van het immuunsysteem in de vorm van productie van antistoffen. Alle vaccins geadviseerd tot de leeftijd van 11 maanden (RVP) bevatten echter gedode of geïnactiveerde antigenen of delen daarvan. Hierop reageert het lichaam niet of nauwelijks. Aanmaak van antistoffen treedt in dat geval alleen op door de toevoeging van additieven. In de bijsluiter wordt dat omschreven als ‘geabsorbeerd aan’ (meestal een aluminiumzout) of met ‘geconjugeerd’ vaccin.

De BMR vaccinatie aangeboden op de leeftijd van 14 maanden bevat wel verzwakte, levende virussen. Een van de methoden tot verzwakking is een kweektechniek waarbij de temperatuur rond de 32-34 graden Celsius is. Deze verzwakte, levende virussen gaan in het lichaam van de ontvanger van het vaccin delen en vormen zo de directe trigger voor het afweersysteem tot aanmaak van afweerstoffen.

Bij difterie en tetanus wordt de bacterie alleen in het productieproces gebruikt voor de vorming van toxinen. In het vaccin worden de toxinen die de specifieke bacterie produceert, gebruikt. Deze toxinen zitten in het kweekmedium. Dit kweekmedium is de basis van het vaccin, maar is door de toxinen toxisch voor het lichaam. Formaldehyde is een hulpstof om deze toxinen ´onschadelijk´ te maken. De toxinen worden dan toxoïden genoemd.

De omschrijving ‘werkzame stoffen’ is geen volledig juiste omschrijving. Bij vaccins met gedode of geïnactiveerde bacteriën of virussen zijn de micro-organismen niet de werkzame stof, maar vooral de gebruikte additieven.

 

Deze stoffen zorgen voor de daadwerkelijke bescherming tegen de ziekte. Ze heten ook wel antigenen. Deze antigenen worden gemaakt van of met behulp van de ziekteverwekker (bacterie of het virus) die de ziekte veroorzaakt. Het lichaam reageert op deze antigenen door afweerstoffen aan te maken.