Mag een ziek kind worden ingeënt?

Mag een ziek kind worden ingeënt?

Het immuunsysteem van een ziek kind is hard aan het werk om iets te boven te komen, al is het 'maar' een simpele verkoudheid. Geef het kind de ruimte en de tijd om zijn weerstand te versterken en begin alleen bij een 100% gezond kind met vaccineren. Het maandschema van de vaccinaties is slechts een leidraad, die gevolgd kan worden. Dit is echter geen verplichting. Het later geven van de prik heeft geen gevolgen voor de op te bouwen bescherming. Een zwak of ziek kind heeft meer kans op bijwerkingen, zowel op korte als op langere termijn. De onderzoeken naar bijwerkingen van vaccinaties zijn uitgevoerd bij een groep gezonde kinderen.
 
Bij allergieën is er al sprake van een ontregeld afweersysteem. Deze allergieën kunnen toenemen door (verder) vaccineren.
Wanneer er ernstige aandoeningen zijn, vinden wij het vaccineren van kinderen bijzonder risicovol.
Helaas worden kinderen die het RVP volgen, ingeënt zonder dat er gekeken wordt naar onderliggende (erfelijke) ziekteaanleg.
Wanneer er een verzwakt immuunsysteem is, of wanneer dit door bepaalde medicijnen wordt onderdrukt, worden er geen of weinig antistoffen opgebouwd. Het profijt is dan dus dubieus, terwijl het afweersysteem extra onder druk wordt gezet, verder wordt ondermijnd en er belastende stoffen het lichaam binnenkomen.

Soms wel, soms niet.
 

Kinderen met een snotneus, kinderen die een beetje verkouden zijn, of kinderen met lichte temperatuursverhoging (tot 38,5 ºC) kunnen zonder bezwaar worden ingeënt. Als een kind behoorlijk ziek is, kan de afspraak voor vaccinatie op het consultatiebureau worden uitgesteld. Over het algemeen is dat niet zo erg. Maar bij kinderen met een verhoogd risico op hepatitis B (in het bijzonder de baby’s van moeders die met het virus zijn besmet), is het uitstellen van de hepatitis B-vaccinatie niet verstandig. Deze kinderen hebben immers al een verhoogde kans om de ziekte te krijgen.
 

Als een kind ernstig ziek is en daardoor langere tijd niet naar het consultatiebureau kan gaan, dan is het verstandig de behandelend arts te waarschuwen tegen de tijd dat het kind een RVP-vaccinatie zou moeten krijgen. Deze arts kan dan beoordelen of de vaccinatie wel of niet uitgevoerd kan worden.
Kinderen met ernstige of chronische ziekten (zoals astma, taaislijmziekte, aandoeningen van het zenuwstelsel, bloedziekten, kwaadaardige gezwellen) of hivpositieve kinderen kunnen van sommige vaccinaties veel profijt hebben, terwijl andere vaccinaties gevaarlijk kunnen zijn. Sommige ziekten (bepaalde vormen van kanker en aids) of behandelingen (bestraling, middelen tegen kanker, middelen die het immuunsysteem onderdrukken) kunnen het immuunsysteem verzwakken. Daardoor worden die patiënten vatbaarder voor infecties en zijn zij juist gebaat bij vaccinatie. Sommige vaccins zijn echter juist dan gevaarlijk.
Dode vaccins kunnen zonder bezwaar worden toegediend. Maar als het immuunsysteem erg verzwakt is, bestaat de kans dat het niet goed op het vaccin reageert en de bescherming onvoldoende is of zelfs niet optreedt.
De ziektekiemen in levende vaccins zijn weliswaar verzwakt, maar kunnen zich bij patiënten met een zeer verzwakt immuunsysteem ongebreideld vermenigvuldigen, waardoor het vaccin een ernstige infectie kan veroorzaken. Levende vaccins worden in de regel dus niet gegeven aan patiënten met een sterk verzwakt immuunsysteem. Het enige levende vaccin in het RVP is het combinatievaccin tegen bof, mazelen en rodehond.
 

Het is aan te bevelen dat de behandelende arts en de consultatiebureauarts samen met de ouders afspreken welke vaccinaties door wie gegeven zullen worden.